Cito-toets spelling oefenen
Binnen de Cito-toetsen voor spelling worden twee toetsen onderscheiden. Je hebt spelling werkwoorden en spelling gewoon. Het verschil is dat kinderen binnen de werkwoordtoetsen heel goed moeten kunnen vervoegen. Binnen de gewone spellingtoetsen van Cito gaat het om de spelling van woorden.
Spelling werkwoorden
De Cito-toetsen voor spelling werkwoorden gaan over het vervoegen van werkwoorden in diverse tijden en met diverse problemen. Hierbij is onder meer de ex-kofschip regel erg belangrijk. Ook kennis over zwakke en sterke werkwoorden en de tijd waarin werkwoorden staan wordt hierbij als leidraad gebruikt.
Wat moeten de kinderen kunnen op de Cito-toets spelling voor werkwoorden?
- Het vervoegen van de persoonsvorm en andere werkwoorden in de zin;
- Het veranderen van tijd van deze werkwoorden;
- Weten of een uitgang met d, t of dtis;
- Bepalen of een woord door ik, een ander of wij (meervoud) wordt bepaald.
De ervaring leert dat kinderen hier vreselijk veel moeite mee hebben. In groep 7 worden de laatste puntjes op de i gezet, maar toch worden er veel fouten mee gemaakt.
Een veelvoorkomende fout is dat kinderen de regels van stam en stam+t toepassen op werkwoorden in de verleden tijd, wat natuurlijk niet de bedoeling is. Zo kan het dat een zin als:
De auto (rijden) gisteren over de snelweg
wordt vervoegd als
De auto reedt gisteren over de snelweg
Rijden is inderdaad een sterk werkwoord en verandert dus van klank, maar er hoeft dan geen stam+t op worden toegepast, want die geldt alleen bij woorden die in de tegenwoordige tijd staan. En reed is toch echt verleden tijd.
Goed oefenen
Het is belangrijk om dit soort valkuilen weg te nemen bij kinderen door heel goed te oefenen en te laten zien dat dit niet goed is. Veel kinderen maken deze fouten en deze vraag komt vaker terug op de Cito-toets. Er zijn dus veel punten te verdienen door dit eigen te maken.
Een manier van oefenen is door het werkwoord ‘smurfen’ te gebruiken. Je hoort dan heel duidelijk een ’t’ als er een t als uitgang zou moeten staan. Bijvoorbeeld:
De auto smurfde gisteren over de snelweg.
Hoor je een t? Nee? Dan schrijf je ook nergens een t op!
Het is een trucje dat doorgaans goed werkt.
Gewone werkwoorden
Los van de werkwoorden maken kinderen ook een gewone spellingtoets. Daarin komen tal van woorden voorbij, maar moeten kinderen ook woordsoorten kunnen benoemen. Hierbij komen dus de volgende termen aan bod:
- Persoonsvorm
- Onderwerp
- (Werkwoordelijk) gezegde
- Lijdend voorwerp
- Bijvoeglijk naamwoord
- Zelfstandig naamwoord
- Persoonlijk voornaamwoord
- Telwoord
- Rangtelwoord
Een goede kennis van deze (en meer) begrippen is dus een vereiste om de toets goed te kunnen maken. Regelmatig oefenen met deze termen kan kinderen heel goed helpen. Een goede oefening is om een paar zinnen (uit de krant of uit een boek) samen te ontleden. Weet een kind wat de woordsoorten zijn? Kijk dan of een kind zelf woordsoorten kan bedenken. Staat er een zinnetje als:
De groene voordeur van de familie Jansen stond open.
Vraag dan om het bijvoeglijk naamwoord te veranderen. Groen wordt dan rood, geel, paars en oranje. Vraag vervolgens om het zelfstandig naamwoord te veranderen. De voordeur kan dan van alles worden, bijvoorbeeld kofferbak of brievenbus.
Op die manier worden kinderen zich bewust van spelling en zal het veel beter blijven hangen.
Conclusie
Spelling is een omvangrijke taak op de Cito-toets. Kinderen moeten zowel in staat zijn om werkwoorden te vervoegen als woordsoorten herkennen. Door dit goed te oefenen en hier bij stil te staan (bewustwording te creëren) komen de meeste kinderen al heel ver.